Deontologische code regeringsleden

Het doel van deze Code bestaat erin de deontologische grondbeginselen en de gedragsregels van de regeringsleden, alsook een aantal werkingsregels van de regering te verduidelijken en aan te vullen

Burgers moeten op de overheid kunnen vertrouwen. Het integer handelen van de regeringsleden, die een voorbeeldrol spelen in de maatschappij,  is daarbij cruciaal.

Grondbeginselen

a)    Algemeen belang: De regeringsleden staan ten dienste van alle geledingen van de Staat en handelen enkel in het algemeen belang en in het belang van de bevolking, die altijd voorrang hebben op elk privaat belang.
b)    Gelijkheid: De regeringsleden staan zonder enige vorm van discriminatie ten dienste van alle burgers. In hun houding of gedrag geven zij geenszins blijk van vooroordelen en stereotypen.
c)    Waardigheid: De regeringsleden gedragen zich in alle omstandigheden gepast, verantwoordelijk, en respectvol ten aanzien van personen en instellingen.
De regeringsleden hebben respect voor de waardigheid van alle personen en onthouden zich van elk fysiek, moreel en verbaal geweld, en in het bijzonder van elk seksistisch gedrag alsook van elke vorm van seksuele en morele intimidatie.

Gedragsregels

1.    Integriteit
De regeringsleden handelen met respect voor het rechtmatig vertrouwen dat de burger in hen heeft. De integriteit van de regeringsleden houdt onder meer eerlijkheid, trouw, kiesheid, rechtschapenheid, billijkheid, onpartijdigheid, respect voor de principes van de democratische rechtsstraat en onomkoopbaarheid in.

2.    Verantwoordelijkheid
Regeringsleden zijn het parlement en de burger rekenschap verschuldigd voor de genomen beslissingen en de handelingen en het gedrag van hun departementen, diensten en medewerkers. De regeringsleden informeren het parlement en de burger op een eerlijke, correcte en volledige manier.

Elk regeringslid werkt loyaal en nauw samen met de administratie waarvoor zij bevoegd is, en streeft vertrouwen en transparantie na.

De regeringsleden nemen de nodige maatregelen om integriteitsrisico’s in hun beleidscellen te beheersen, zoals het aanstellen van een integriteitscoördinator en het voorzien in een meldkanaal voor integriteitsschendingen.

3.    Belangenconflicten
De regeringsleden vermijden elke situatie die aanleiding kan geven tot een belangenconflict of die redelijkerwijs als zodanig kan worden gepercipieerd.

Een belangenconflict doet zich voor als een regeringslid een privaat of persoonlijk belang heeft dat van die aard is dat het de onpartijdige en objectieve uitvoering van de functie kan beïnvloeden.

Private of persoonlijke belangen hebben onder meer betrekking op elk reëel of potentieel voordeel voor de regeringsleden zelf, hun gezinsleden, familieleden of huisgenoten. Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de voordelen die de echtgenoot of de partner alsook hun kinderen zouden kunnen genieten.

Het regeringslid dient bij zijn tussenkomsten waarbij er een belangenconflict is, dit steeds vooraf mee te delen en zich nadien eventueel van verder handelen te onthouden.
Van een belangenconflict is geen sprake wanneer een regeringslid voordeel geniet door het enkele feit dat hij tot de bevolking als geheel of tot een grote categorie van mensen behoort.

4.    Aanvaarden en uitoefenen van mandaten
Regeringsleden dienen na te gaan welke bestuursmandaten zij in privaat- of publiekrechtelijke vennootschappen uitoefenen, en of zij zich in een positie van potentieel belangenconflict bevinden. Dat geldt in het bijzonder voor overheidsinstanties, of instanties met overheidsparticipatie of overheidsfinanciering.

De regeringsleden dienen na te gaan of het noodzakelijk is om ofwel ontslag te nemen ofwel verlof te nemen uit deze mandaten.

Hoe dan ook mag geen lid van de regering de akten of bekendmakingen in verband met de vennootschappen met winstgevend doel, melding maken van hun titel.

Ofschoon er op louter deontologisch vlak geen enkel bezwaar is tegen de uitoefening door een regeringslid van een bestuursfunctie in een vzw, op voorwaarde dat het om een volledig onbezoldigd mandaat gaat, is ter zake toch uiterste voorzichtigheid geboden.

Indien een regeringslid bestuursfuncties in hogergenoemde rechtspersonen verder wenst te blijven uitoefenen, dient de Eerste Minister hiervan te worden geïnformeerd.

5.    Giften en diverse voordelen
De regeringsleden mogen, rechtstreeks of onrechtstreeks, geen enkel financieel of materieel voordeel vragen of aanvaarden, van welke aard ook, daarbij inbegrepen elke gift die een meer dan symbolische waarde heeft.

Als de weigering van een gift een probleem kan doen ontstaan, maakt het regeringslid de gift over aan een Belgische overheidsorganisatie naar keuze. 

Iedere gift wordt opgenomen in een daartoe bestemd register.

6.    Onafhankelijkheid
De regeringsleden delen tijdens de hele duur van hun mandaat aan de bevoegde instanties de feiten en verplichtingen mee die op de uitoefening van hun mandaat kunnen inwerken, of er een invloed op kunnen hebben, en maken elke ongeoorloofde beïnvloeding kenbaar.

De regeringsleden geven transparantie over de contacten die zij hebben gehad met belangenvertegenwoordigers.

De regeringsleden mogen op geen enkele manier activiteiten uitoefenen die gericht zijn tegen de rechtmatige belangen van de Belgische Staat.

7.    Eerbiediging van het privéleven
De regeringsleden onthouden zich van elk gedrag dat de beslotenheid van de persoonlijke levenssfeer van personen onrechtmatig kan schenden.

8.    Transparantie
De regeringsleden moeten zich vooraf informeren over de draagwijdte en de objectieve gevolgen van hun toekomstige beslissingen. Ze onderbouwen die beslissingen en mogen informatie alleen inhouden wanneer een hoger algemeen belang zulks vereist. De regeringsleden zijn rekenschap verschuldigd voor de daden en het gedrag van hun medewerkers.

9.    Vertrouwelijkheid en discretie
De regeringsleden dienen de vertrouwelijkheid van stukken in acht te nemen indien deze vertrouwelijkheid vooraf werd vastgesteld op basis van een wet of reglement. Zij mogen deze documenten niet verspreiden en evenmin de inhoud ervan bekend maken.

10.    Verplichtingen na afloop van het mandaat
Na afloop van hun mandaat moeten de regeringsleden de uit hun opdracht voortvloeiende verplichtingen in acht nemen, met name eerlijkheid en kiesheid inzake het aanvaarden van bepaalde ambten of voordelen.

De regeringsleden garanderen dat lopende dossiers naar behoren worden bijgehouden en beschikbaar zijn voor hun opvolgers om de goede gang van zaken te waarborgen. De regeringsleden garanderen eveneens dat de kabinetsarchieven worden bewaard.

Werking van de regering

Elk regeringslid dient binnen de regering te werken volgens de algemene consensusregel. Wanneer er in belangrijke aangelegenheden een standpunt bepaald is door de regering is het in geen geval aanvaardbaar dat een regeringslid openlijk voorbehoud maakt, zelfs niet wanneer het gaat om een aangelegenheid die tot zijn bevoegdheidssfeer behoort. 

Als een regeringslid fundamentele bezwaren heeft, zijn er twee mogelijkheden:
i.    ofwel de lijn van de regering volgen en zich onthouden van kritiek op mogelijke beslissingen;
ii.    ofwel ontslag aanbieden.
Toezicht

Ieder probleem met de toepassing van deze Code kan ter attentie van de Eerste Minister worden gebracht. Deze kan het betrokken regeringslid steeds horen.

De Federale Deontologische Commissie, zoals ingesteld door de wet van 6 januari 2014, kan op vraag van een regeringslid op basis van artikel 4 van die wet adviezen uitbrengen, over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten die hem of haar betreft. Deze adviezen worden door de Commissie vertrouwelijk behandeld. Het regeringslid kan vragen om door de Commissie te worden gehoord.